Een herder is geen museumstuk

Herder is een prachtig beroep en dat moet behouden worden voor de toekomst. Dat is een van de redenen waarom ik het boek Waar lopen de schapen? schrijf. Ik ben niet de enige die dat vindt en daar actief mee bezig is. Er is zelfs een heel project ‘Schapen voor natuur’ opgezet door de Landelijke Werkgroep Professionele Schapenhouders, de Vereniging Gescheperde Schaapskudden Nederland, de vakgroep Schapenhouderij van LTO Nederland en het advies- en communicatiebureau Schuttelaar & Partners om de professionaliteit van herders te verbeteren.

Toch kan het blijkbaar altijd beter, want een aantal herders heeft iets nieuws opgericht. Een Gilde. Het Gilde wil nieuwe herders laten opleiden door oude herders, net als de meesters met hun knechten uit de middeleeuwen. Het klinkt fantastisch, maar het is niet echt heel nieuw. De herders die nu in Nederland rondlopen, zijn meestal ook bij een ander in de leer geweest. De herders in mijn boek vertellen er graag over.

Wellicht dat meespeelt dat het Gilde veel meer wil dan alleen herders opleiden. Ze willen ook meer samenwerking tussen herders bevorderen. (Hmm. Waarom lijkt het dan alsof deze herders zich afzetten tegen andere herders?)  En verder de krachten bundelen bij de verkoop van vlees en wol en het verwerven van opdrachten. Eerlijk gezegd vind ik dat ;aatste een goede zaak. Het is als herder met de lange, fysiek zware werkdagen bij de kudde nog niet zo gemakkelijk om je bedrijf op alle fronten evengoed te regelen. Het werk met de schapen in de natuur is het allerbelangrijkst, maar echt beleg op je boterham verdienen kan alleen als je ook een goede prijs krijgt voor vlees, wol en nevenactiviteiten als coaching of workshops. Het is niet elke herder gegeven om op al deze onderwerpen even goed te scoren. Daarin samenwerken is een goed plan dus.

Bijzonder is dat een van de voorwaarden is dat de kudde moet bestaan uit een zeldzaam Nederlands heideras of Mergellanders. Veel moderne herders hoeden met echte heiderassen of Mergellanders, omdat deze rassen het meest geschikt zijn om op de schrale natuurterreinen te hoeden. Een overbodige eis dus of gewoon goed nieuws? Helaas voldoen lang niet alle schaapkuddes aan de strenge eisen van de stamboeken voor deze rassen. Dat is dan meteen een mooie opdracht aan de voorzitter van het gilde, Geert Boink. Hij is ook voorzitter van de Stichting Zeldzame Huisdierrassen en zijn inzet zou moeten zijn om de grote populatie heideschapen ook onder te brengen in de stamboekpopulaties.

Ik hoop alleen niet dat de authentieke herder gezien wordt als een museumstuk. Als je de eis voor een zeldzaam ras doortrekt naar authenticiteit en cultureel historische waarde, dan vrees ik het ergste. Is het dan de bedoeling dat de Nederlandse Kempen alleen nog maar in de Kempen grazen? En de Drenten in Drenthe? Dat zou dan erg jammer zijn voor de prachtige duingebieden in Zeeland, Zuid- en Noord-Holland waar nu Kempen uitstekend werk verrichten.

Best wel bijzonder dat aan Waar lopen de schapen?  herders van allerlei pluimage meewerken. Ik ben trots op alle 13, want authentiek zijn ze allemaal.

De dames krijgen een nieuw kapsel

Schapen scheren is een vak apart. Het lijkt zo simpel als je de Australische scheerders Simon en Scott in de weer ziet met de schapen van de kudde van Wylde Weide in het Fochteloërveen. Ze klemmen een schaap tussen de knieën en scheren eerst de buik (met weinig wol), de billen en de staart. Dan zetten ze het dier op zijn inmiddels kale kont en scheren ze de rug van de kop naar de achterkant. Bij de laatste halen van de scheerder komt het schaap weer op haar pootjes en rent er vandoor zodra de scheerder het toelaat. En dat in twee minuten.

Simon en Scott hebben het vak jong geleerd in Nieuw Zeeland, door dagelijks schapen te scheren. In hun periode in Duitsland en Nederland werken ze vaak zeven dagen per week van ’s morgens half acht tot ’s avonds half acht. Voor de Wylde Weide scheren ze alle kuddes, zo’n 1400 schapen, in tweeënhalve dag. Met de hulp van de Australische powergirl Jenny. Ze propt de wol in de zakken, klimt er op om ze aan te stampen en zorgt ook nog voor een gestage aanvoer van schapen naar de scheerders.

Leuke baan. Springen en gillen om de schaapjes in de fuik te jagen. Op zo’n zomerse dag als vandaag wel een warm werkje. De schapen werken niet echt mee, hebben duidelijk geen zin in een scheerbeurt. De drukte en het lawaai op de scheerplek is een contrast met de rust in de Friese natuurgebieden waar ze meestal lopen.

Simon en Scott leveren puik werk af. Na elke scheerbeurt loopt er een slanke ooi weg en blijft er een vacht achter, die een mooie, grote deken vormt. Als je de vacht uitrolt, zie je grote verschillen in kwaliteit van de wol. De schapen van de Wylde Weide zijn van de rassen Kempisch heideschaap, Schoonebeeker en Veluws heideschaap en kruisingen met Suffolk. De verschillen zie je terug in de kleuren, de fijnheid van de wol en het al of niet voorkomen van haren aan de bovenkant.

Marjan Deenen is er vandaag bij om de mooiste vachten uit te zoeken voor haar viltkunst en workshops in haar atelier DeenenDingen. Mooi aaneengesloten wol die nog niet vervilt is. Ze heeft een voorkeur voor de Schoonebeeker vachten met grijze en blauwe tinten en grove haren aan de bovenkant. Volop keus uit 300 vachten. Marjan ontwikkelt met Diederik een nieuw arrangement voor een leuke dag uit: met de herder de hei op en vilten op locatie.

Als de eerste 200 schapen zijn geschoren is het pauze en is er tijd om even te praten met de drie harde werkers. Simon en Scott zijn drie maanden in Europa om in Duitsland en Nederland schapen te scheren. Jenny is een bekende van Scott en verdient een extra zakcentje om haar Europese vakantie te betalen. De laatste twee weken hebben ze vrij. Nee, dan gaan ze niet samen op pad. Ze zoeken alle drie een andere plek om nog even feest te vieren voor ze terug reizen. Dan hebben ze wel lang genoeg op elkaars lip gezeten. Terug in Australië scheren Simon en Scott vrolijk verder en gaat de Jenny weer op zoek naar een baan als lerares.

Schapen zijn echte kudde dieren. Als de eerste schapen zijn geschoren willen ze zo snel mogelijk weer terug naar hun vriendinnen. Ook al staan die ‘enge’ scheerders met die gillende keukenmeid ertussen, ze proberen op allerlei manieren weer in terug de groep te komen. Pas als er een handjevol schapen zijn geschoren en het groepje weer op een kudde begint te lijken, lopen de net geschoren schapen de goede kant op. Dan zie je ook het verschil in karakter van de Kempen, de Veluws heideschapen, de Suffolks en de Schoonebeekers. Ze zijn allemaal blij als ze aan de handen van de Australische scheerders ontsnappen en zoeken snel hun kale vriendinnetjes op. Onder het lopen schudden ze zich helemaal uit: tot en met de staart. Het lijkt wel of ze even kwispelen. De Schoonebeekers laten echte blijdschap zien en springen soms meer dan een meter in de lucht.

Wil je liever luisteren? Dat kan ook. Druk op het pijltje.

Dit is een verhaal uit het boek Waar lopen de schapen? met foto’s van Suze Vonk.
In het boek vertellen herders over hun vak en de eigenwijze aanpak die ze daarbij kiezen. Kom genieten van hun werk, zodat dit beroep ook voor de toekomst wordt veiliggesteld. Het boek met verhalen en sfeerbeelden komt dit voorjaar uit.

Wil je op de hoogte gehouden worden? Schrijf je dan in op onze Facebook-pagina of abonneer je op de nieuwsbrief. Je kunt het boek bestellen (en koop) het boek ‘Waar lopen de schapen’

Fietsen zijn eng

hilde-stok
In het najaar lopen herders niet meer in natuurgebieden, maar zoeken ze groene weiden voor de schapen. Vaak kunnen de koeien het land niet meer op, want dan eten ze met vijf bekken. Met hun grote poten trappen ze te veel gras plat in de vochtige grond. Met een beetje geluk is er dan nog wel genoeg gras voor de schapen met hun kleine hoefjes. De kudde van Hilde Groen staat in de winter in de wei van een koeienboer in Friesland. Een kleine groep lammeren wordt vandaag verplaatst naar een nieuwe weide. Het is niet ver, maar het is wel een spannende tocht. Deze zomer stonden de lammeren in Noord-Holland ingeschaard. Ze zijn het niet gewend om met de honden langs de openbare weg te trekken.

De kleine groep lammeren is moeilijk op gang te krijgen. Ze willen liever naar de kudde ooien die wat verderop in de wei staan dan met ons en de honden mee de weg op. De honden laten dat niet op zich zitten. Emi is fel. Ze mist het dagelijkse rondtrekken en heeft nu enorme zin om haar kunsten te vertonen. De lammeren rennen alle kanten op als ze zo wild doet. Gelukkig is Muis wat rustiger. Dankzij haar komen de lammeren uit het weiland de weg op. Eenmaal in beweging, gaat het min of meer vanzelf. De lammetjes lijken gewoon achter ons aan te lopen. Geen kunst aan. Het is een drukke weg, al snel komt er een auto aan en de honden lopen er gewoon op af. Geen kans om zomaar door te rijden. Dat doet ook niemand. Wel worden direct de mobieltjes gepakt en er wordt gezwaaid en gelachen vanuit de auto’s. De lammetjes lijken er niets van te merken en lopen onverstoorbaar achter ons aan.

Het blijft echter niet zo kalm. Als er met veel kabaal een quad aan komt rijden – die ook heel netjes stopt – lopen de lammeren er moeizaam langs. Het verkeer stroopt op. Er ontstaat een hele file en we wachten met de kudde in een weide langs de weg tot alles weer rijdt. Net als de schapen weer de weg op zijn, komt er een tractor met aanhanger aan. De schapen staan op de weg en wij staan nog in de wei. De honden houdt Hilde bij zich, die durft ze niet tussen de auto’s te laten rennen. Het gaat goed, de tractor rijdt heel rustig langs. De lammetjes komen allemaal onze kant op en wij lopen langzaam verder.

Het is echt geen rustige wandeling. De mobiel van de herder gaat ook nog eens constant af. Tijdens het bellen moet Hilde op de honden, de lammeren en het verkeer letten. Straks is er een afspraak met de gemeente en er is discussie over hoe laat het begint. Om twee uur of half drie? Inmiddels komen er weer auto’s aan van beide kanten. En een grote vrachtauto. Gelukkig houdt iedereen stil en we duiken nogmaals even aan de kant een pad in, zodat het verkeer verder kan rijden. Weer wordt er uitgebreid gefotografeerd en gezwaaid.

Na het derde telefoontje blijkt dat de vergadering pas om half drie begint. Genoeg tijd om de tocht met de lammetjes rustig af te maken. En zo is er ook nog tijd om mijn vragen te beantwoorden. Anders valt er weinig te verhalen in het boek. Vlak voor we de weg afdraaien komen we langs een tuin met een grote blaffende hond. De lammetjes verblikken of verblozen niet, daar zijn ze duidelijk niet bang van. Ze letten alleen op Muis en vooral op Emi. Daar hebben ze echt ontzag voor. Als we afslaan en het laatste stukje naar de wei over een smalle weg lopen, kunnen we pas echt genieten van de tocht. Ook dan is er nog verkeer. Een fietser. Hij mag er langs. De lammeren zijn blijkbaar ook geen fietsen gewend, want ze reageren nu angstiger dan net op het verkeer op de weg.

Als de lammeren dan eindelijk in de wei zijn aangekomen, is de loop er direct uit. Ze grazen rustig in een grote cirkel. Het lijkt of ze samen hun ervaringen tijdens de tocht bespreken. Dat was tijdens de tocht natuurlijk onmogelijk. Voor de lammetjes, maar ook voor ons. Gelukkig zijn we vanmorgen eerst bij Hilde thuis geweest. Genoeg verhalen en mooie plaatjes, zoals de stoel bij de kachel met de bonte vacht. Het (lievelings)schaap is er niet meer, maar de vacht houdt Hilde nog heerlijk warm.

Het lievelingsschaap van Hilde heeft haar een mooie gevilte (niet gevilde) vacht nagelaten.
Het lievelingsschaap van Hilde heeft haar een mooie gevilte (niet gevilde) vacht nagelaten.

Dit is een verhaal uit het boek ‘Waar lopen de schapen?’ met foto’s van Suze Vonk.
Bestel (en koop) het boek ‘Waar lopen de schapen’

Een schaap is een schaap

Na het scheren springt de Schoonebeeker een gat in de lucht.
Na het scheren springt de Schoonebeeker een gat in de lucht.

Dat zou je toch denken. Maar zo simpel is het niet. Texelaars zijn schapen die vooral erg veel spieren hebben. ‘Waddengoud’, noemen ze het op Texel en de Texelaars zelf vinden dit het lekkerste vlees van de hele schapenwereld. Mooi zijn ze niet echt. Er zijn mensen die Texelaars vinden lijken op varkens. Meer vierkant dan rond…

Er zijn heel veel soorten schapen die bekend staan om hun ‘sterke’ spieren. Zo is de Rouge de l’Est enorm indrukwekkend, maar door die vreemde kale kop niet echt moeders mooiste. De Suffolk is ook een echt vleesschaap. In het landschap een mooi beeld dankzij de donkere kop. De meeste schapen hebben een duidelijk te onderscheiden uiterlijk en veel daarvan lopen wel ergens in Nederland (zie: Vereniging voor Speciale Schapenrassen).

De meeste herders die schapen hoeden in de natuurgebieden, kiezen voor rassen die rank en slank zijn. Op één dag moeten de schapen heel wat kilometers afleggen en ze moeten alle soorten groen kunnen verteren, niet alleen mals gras. Juist dat vele wandelen levert heerlijk vlees op, maar het is niet zo veel. De schapen zijn immers veel ranker. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn. Meestal wordt een deel van de schapen gedekt met een Suffolk of iets anders vlezigs. De lammetjes brengen dan meer op, omdat ze groter en steviger zijn en de meeste slagers meer willen betalen voor het vlees. Dat laatste is eigenlijk wel een beetje onzinnig. Vlees van een Kemp of een Drent is net zo lekker als van een Texelaar of ander vleesras. Het is maar net waar je van houdt. De smaak wordt meer beïnvloedt door de voeding, de wijze van slachten en de behandeling daarna (besterven, bereiden) dan het ras (zie: ‘Daarom eten we schaap’).

De schapen waar herders voor kiezen zijn meestal oude landrassen van Nederlandse bodem. De Mergellander, de Kemp, de Drent, de Schoonebeeker en het Veluws Heideschaap hebben eigenschappen die een herder nodig heeft. Ze worden van oudsher op schrale gebieden gehoed. Ze doen het uitstekend op heide, duin en zandgronden. Ze eten daar het gras, maar ook ander groen en stugge onkruiden, zoals brandnetels, berenklauw en jonge boompjes. En ze hebben een krachtig kudde-instinct. De schapen blijven graag bij elkaar. Ze houden elkaar en de herder in de gaten. Een herder kan in zijn eentje een hele kudde schapen met zich meenemen. Maar het is voor de herder wel makkelijk als er ook een of twee honden meelopen om een afgedwaald dier op te halen of het tempo te versnellen.

Zelfs binnen deze rassen is er nog veel verschil in gedrag. Als de schapen van de kudde van de Wylde Weide in Fochteloërveen worden geschoren is het gedrag van de Schoonebeekers het meest opvallend. De meeste schapen zijn blij als ze aan de handen van de Australische scheerders ontsnappen en zoeken snel hun kale vriendinnetjes op. Onder het lopen schudden ze zich helemaal uit: tot en met de staart. Het lijkt wel of ze even kwispelen. De Schoonebeekers laten echte blijdschap zien en springen soms meer dan een meter in de lucht.

Dit is een verhaal uit het boek ‘Waar lopen de schapen?’
Bestel (en koop) het boek nu al en krijg €5,00 korting.