Herders komen met hun schapen op de mooiste plaatsen. Plantage Willem III tussen Rhenen en Elst was ooit een tabaksplantage. Het terrein van het Utrechts Landschap is voor een deel ontbost om de hoogteverschillen, ontstaan in de laatste ijstijd, weer zichtbaar te maken. Dankzij de begrazing van damherten, gallowayrunderen, konikpaarden en schapen is het een afwisselend en halfopen gebied. Het is een rustplaats voor de grote grazers, in grote gedeelten mogen geen wandelaars mogen er niet komen. De dag dat ik met de herder heb afgesproken regent het. Toch ziet de plantage er niet troosteloos uit. Het is groots en groen. Er staan lange rijen eiken. Ooit neergezet om bij brand de verspreiding van het vuur te vertragen.
Om de herder en zijn kudde te vinden, hoef ik alleen maar de rij eiken te volgen. In het bos kom ik Hans tegen. Hans is vrijwilliger en helpt Clemens met het zetten van de flexibele afrastering. Geen klusje voor watjes. Het uitzetten van een nachtvak in dit bosrijke gebied is een flinke klus. De netten moeten langs stompen en omgevallen bomen gezet worden. Klauteren, klimmen en sjouwen is nodig om te zorgen dat het net veilig staat zodat de schapen aan het eind van de dag vastgezet kunnen worden op een stuk met veel gras om te grazen.
Verderop langs de rij eiken, zie ik de schapen in de verte. Er lopen twee honden om heen. Maar waar is Clemens? Aan het gedrag van de honden zie ik waar de herder staat. In zijn bruine jas en groene laarzen gaat hij op in de omgeving. Clemens kijkt uit over de kudde. Het ziet er precies uit zoals je verwacht: ‘Mijmerend staat de herder bij de kudde en kijkt uit over het landschap.’ Maar schijn bedriegt. Het is gewoon hard werken. Clemens kijkt of de schapen niet te veel van de jonge heide begrazen. Het is goed dat heidestruiken worden begraasd, zo worden de struiken geprikkeld om te verjongen. Ze mogen niet te veel opeten, de plant moet wel door kunnen groeien. Dankzij de schapen zijn er ook veel nieuwe heideplantjes in het ontboste gebied opgekomen. Die kleine plantjes mogen de schapen niet te veel afgrazen. Opletten dus. Clemens en de honden sturen de kudde daarom bij. Ook het bos trekt. De schapen zijn gek op Amerikaanse vogelkers, maar ze mogen alleen aan de randen van het bos wat weg grazen. De schapen eten constant en lopen ‘hun bek achterna’.
Clemens houdt ook de omgeving in het oog. In dit deel van het gebied lopen geen wandelaars met honden en is er geen verkeer. Dat maakt het wel wat rustiger dan andere terreinen. Toch zijn hier ook ‘stoorzenders’. Er komen twee jonge hengsten naar ons toe. Vorige week pakte een van deze hengsten in een wilde beweging met zijn tanden nog een schaap op van de grond. Speelsheid, maar niet prettig. Vandaag lopen ze dwars door de kudde, maar blijven ze rustig.
In een van de lage delen is een poel. Tot diep in de zomer staat daar water in. De grote grazers drinken uit deze poel of ze lopen via het ecoduct naar de uiterwaarden van Amerongen. De schapen lopen als vanzelf verder naar een open vlakte met schraalgrasland. Voor natuurbeschermers een van de mooiste stukjes natuur. Op de meeste graslanden groeien slechts één of enkele grassoorten en zijn er weinig andere plantensoorten te vinden. Op schraalgrasland groeien allerlei grassen en planten. Ideaal voor veel insecten en vlinders. Ook hier mag de kudde niet vrijuit grazen. ‘Het lijkt misschien onwillekeurig, hoe de schapen hier mogen grazen, maar dat is het niet’, legt Clemens uit. ‘De wilde margriet is op dit moment in bloei en moet zaad kunnen vormen voor volgend jaar. Daar mogen de schapen dus niet grazen. En ook van de brem mogen ze niet eten.’
Aan het eind van de ochtend, als de schapen zich volgegeten hebben, lopen we met de schapen terug het bos in naar het ‘nachtvak’ van vannacht. De schapen gaan nu bijna allemaal liggen en herkauwen. Daar maakt de herder gebruik van door zelf ook te lunchen of nog een klusje te kunnen doen. Je kunt goed zien dat de dieren vannacht ook hebben doorgegeten. De bodem van het nachtvak heeft een mooie roodbruine kleur zoals je in een bos verwacht. Buiten het vak is de bosgrond niet te zien, het oogt groen van het gras en de jonge boompjes.
Tijdens de lunch vraag ik nog eens aan Clemens of hij het bijzonder vindt om hier te mogen zijn, ‘een beetje wandelen op een van de mooiste plekjes van Nederland.’ Clemens zegt met een heel klein lachje om zijn mond: ‘Ja, dat is voor het publiek het meest zichtbare, maar het hoeden is maar één onderdeel van het werk. Als je de schapen gewoon in de rasters zou zetten, dan ontwikkelt de natuur zich niet zoals nu gebeurt. De schapen begrazen selectief doordat ik ze met de honden door het gebied stuur en we gericht nachtvakken zetten. Op plekken waar bijvoorbeeld veel berkenboompjes opkomen waardoor de heide niet goed kan groeien zetten we de nachtvakken. De kudde graast dan met ‘hoge druk’ zoals we dat noemen. Op plekken met veel boompjes maaien we die een tijdje van tevoren zodat de jonge uitlopers door de schapen kunnen worden gegeten. Vandaag is het een gewone dag zonder extra werk naast het hoeden en vakken maken. Er is echter nog zoveel meer werk dat steeds terugkomt. Bijvoorbeeld het zorgen voor de gezondheid van de schapen, het scheren van 250 schapen, de drukte rond de lammerperiode, het zorgen voor nieuwe opdrachten… Het is dus heel gevarieerd werk.’
Na de lunch wandel ik terug naar de uitgang. Ik ben na één ochtend al nat tot aan de huid. Halverwege zie ik in de schaduw onder de eiken een paar runderen staan. Ook zij schuilen voor de regen.
Dit is een verhaal uit het boek ‘Waar lopen de schapen?’ met foto’s van Suze Vonk.
Bestel (en koop) het boek ‘Waar lopen de schapen’